Zoeken in deze blog

08 april 2021

Gedicht: De gloed aan de rand van je oren - Jens Meijen

 

Zwemlessen voor later cover
Een avond speelt over een oever
in het gras drijven boterbloemen, distelbollen
de bomen ruisen onder water
        hun wortels wit en volgelopen
een vis drukt zijn lippen tegen het raam
        van een autowrak vol zeewier en
        zacht zwevende hondenbotjes

je toont me kaarten die alles vertellen
        schatkaarten met lijnen die steeds roder blozen
        omhoog zwiepen
        je keel omzomen
de zeebodems zetten zich vast aan je vingers

een vogel trekt rooksporen in de lucht
ze landt op mijn hand, laat haar zwarte longen zien
in haar ogen zie je alles gebeuren:
het kobalt, het brons
de dieren, de rum de spoken van duizenden mensen
urnen van wat voor ons kwam

we vullen ze, de urnen
met kleine glibberige visjes
die we 's nachts vingen in de vijver, verscholen in het riet
en die we doodden met een stokje in hun kieuwen

we moeten elkaar al eens ontmoet hebben
in een ander leven toevallig aangeraakt
in een trein, bij het passeren op straat

we hebben elkaar al eens
naar huis gebracht, in bed gelegd
                na een avond vol dronken omwegen
        een avond vol zonsondergangen
        een dwaalspoor rodewijnvlekken
vol van een zon die alles lengt
vol van wolken in je oren
die je nog een tijdlang doof maken
        vanuit de lucht naar jezelf doen kijken
en je ziet hoe we de koolstof uit onze ogen wrijven

je vraagt of het ooit zal stoppen
het gevoel dat je zelf de ondergaande zon bent
        en de wezens beneden ziet,
        kleiner dan je vingertoppen
            en zelf ben je dan een gloed

om in te drijven
een gloed waarin we elkaar
languit veilig thuisbrengen
uitkleden, te slapen leggen


Jens Meijen
Uit: Zwemlessen voor later, Klimaatpoëzie
Klimaatdichters en Uitgeverij Vrijdag
2020

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Populaire blogs